16M2

Antworten
kielboot
Beiträge: 47
Registriert: Mi 7. Nov 2007, 21:19

16M2

Beitrag von kielboot » Do 8. Nov 2007, 15:45


KONINKLIJK NEDERLANDS WATERSPORT VERBOND

Runnenburg 12 3981 AZ Bunnik







NATIONALE

16 m² KLASSE







Inhoud:



1 BOUWVOORSCHRIFTEN



2 KLASSENVOORSCHRIFTEN



3 MEETRAPPORT





HOOFDAFMETINGEN



Lengte over alles : 6.00 m

Grootste breedte : 1.92 m

Diepgang : 0.80 m



Oppervlak grootzeil ca 12.0 m²

Oppervlak genua ca 4.0 m²

Oppervlak kleine fok ca 2.9 m²





Bemanning: 2 personen





Ontwerper : H Bulthuis en de Technische Commissie van de NNWB

Erkende klasse sinds : 1931

Nationale Autoriteit : KNWV

Klassenorganisatie : 16 m² Klasse Organisatie



UITGAVE : APRIL 2002

Vorige uitgave : Maart 2000





1 BOUWVOORSCHRIFTEN







1.1 STANDAARDTEKENINGEN



blad 1 Bouwtekening, schaal 1:10,

april 2000

blad 2 Tekening spanten voorschip, ware grootte,

juni 1991

blad 3 Tekening spanten achterschip en spiegel, ware grootte,

april 2000

blad 4 Tekening roerblad en voorsteven, ware grootte,

maart 1975

blad 5 Zeiltekening, schaal 1:20,

februari 1984

blad 6 Kieltekening, schaal 1:5,

februari 1998



Bij de standaardtekeningen behoort een bouwhandleiding.



1.2 BESTEK



Kielbalk Eiken, 100 x 23 mm.



Buitenkiel Eiken, 50 mm breed.



Steven Eiken, 85 x 50 mm, lamineren is toegestaan.



Spiegel Mahonie, 23 mm dik. Het is toegestaan een dekspiegel aan te brengen van 10 mm dik, houtsoort vrij, mits de lengte over alles hierdoor niet beinvloed wordt. Openingen in de spiegel zijn niet toegestaan.



Spiegelknie Eiken, 23 mm dik.



Spanten Mahonie, 23 mm dik. Opbergkastjes en/of legplankjes mogen tussen de spanten worden aangebracht.



Wrangen Mahonie. T.p.v. spant 1, 7 en 8 moeten de wrangen 23 mm dik zijn. T.p.v. spant 2, 3, 4, 5 en 6 moeten de wrangen 50 mm dik zijn. De verbinding van de spanten met de wrangen mag versterkt worden door metalen versterkingshoeken, 25 x 5 mm, beenlengte 150 mm tegen de zijkant van de verbinding te plaatsen. De wrangen 3, 4 en 5 mogen 20 mm hoger zijn dan de tekening aangeeft. T.p.v. de voorste en de achterste kielbout mag een hulpwrang worden aangebracht.



Voor boten gebouwd voor 1991 moet de dikte van de wrangen t.p.v. de spanten 2, 3, 4, 5 en 6 40 mm zijn. Deze wrangen moeten aan de spanten verbonden zijn middels de bovengenoemde metalen versterkingshoeken.



Huid Houtsoort vrij, latten dik 15 mm en breed 20 mm. De scheergang mag max. 80 mm breed zijn. Latten met het zogenaamde hol-bol geschaafde profiel t.b.v. de aanliggende verbinding zijn toegestaan De latten mogen worden gelijmd.



Dekbalken Houtsoort vrij, 65 x 20 mm, desgewenst aan de einden verjongd tot 35 x 20 mm.



Middenbalk Houtsoort vrij, 100 x 15 mm of twee stuks 50 x 15 mm.



Kuipwegers Vuren, 30 x 20 mm.



Dek Houtsoort vrij, massief, 15 mm dik of watervast multiplex van mahonie, 10 mm dik, of watervast multiplex van ocume, 12 mm dik.



Kuipranden Mahonie, 15 mm dik. Hoogte boven dek, verticaal gemeten, aan de voorkant 100 mm, naar achteren verlopend tot 20 mm boven dek.



Schuurlijsten Mahonie, 20 x 10 mm halfrond. Het is toegestaan op of in de schuurlijsten voorzieningen aan te brengen om uitglijden van de bemanning te voorkomen.



Mastspoor Eiken, 135 x 23 mm, tussen spant 6 en 7.



Mastkoker Eiken, wangen 85 x 23 mm.

Vloeren Massief mahonie of watervast multiplex 15 mm dik, geheel gesloten. Een antislipstof om uitglijden tegen te gaan mag op de vloeren worden aangebracht. Het is toegestaan in de vloeren hoosluikjes aan te brengen.



In plaats van de in dit reglement of in de tekeningen genoemde houtsoorten, mogen andere houtsoorten worden gebruikt, mits deze overeenkomstige eigenschappen bezitten.



De daarvoor in aanmerking komende onderdelen mogen i.p.v. massief, uit lagen worden opgebouwd (gelamineerd).



Romp en onderdelen mogen uitsluitend worden voorzien van een ongewapende bescherm verf- en/of laklaag, tenzij deze voorschriften anders bepalen.





2 KLASSENVOORSCHRIFTEN NATIONALE 16 M² KLASSE



Deze voorschriften moeten worden gelezen in samenhang met:

- de Reglementen voor Meetbrieven, Certificaten en Licenties

- het Nationaal Zeilmeetreglement



2.1 BEMANNING



Gedurende de wedstrijd moet de bemanning uit 2 personen bestaan. Het gebruik van een zweefrek, behalve door de stuurman, is toegestaan.



2.2 EENHEID



2.2.1 Het doel van deze voorschriften is het bereiken van een zo groot mogelijke gelijkheid tussen de jachten onderling.



2.2.2 Wat niet expliciet is toegestaan in deze voorschriften is verboden.



2.3 MASSA



2.3.1 Het gewicht van de kiel, bestaande uit doodhout met ballastkiel, in droge toestand, mag niet minder zijn dan 100 kg en niet meer dan 105 kg.



2.3.2 Het gewicht van de kale romp, zonder kiel, in droge toestand, mag niet minder zijn dan 280 kg.



2.3.3 Onder de kale romp wordt verstaan: de romp met inbegrip van het dek, de mastkoker, de scheg, het roer, de helmstok en de beschermende verf en/of laklaag, maar zonder alle losse inventaris, de zeilen, het rondhout, het losneembaar beslag, de vloeren, de legplankjes.



2.3.4 Onder "droge toestand" wordt verstaan voor een nieuwe romp; voor deze ooit met water in aanraking is geweest en voor een niet nieuwe romp; droog naar het oordeel van de meter.



2.3.5 Indien het gewicht van de kale romp minder is dan 280 kg, moet het verschil, het welk hoogstens 30 kg mag zijn, worden aangevuld door compensatieballast.

De compensatieballast moet uit vier gelijke rechthoekige massieve stukken lood bestaan dien na keuring en waarmerking door de meter, nagelvast moeten worden aangebracht met hun grootste oppervlakte tegen de onderkant van het dek in de zijde. Een stuk aan bakboordzijde en een stuk aan stuurboordzijde, direkt achter spant 2, een stuk aan bakboordzijde en een stuk aan stuurboordzijde, direkt voor spant 6.





2.4 KIEL, ROER, HELMSTOK EN SCHEG



2.4.1 Ballastkiel:

De kiel bestaat uit: Het doodhout, houtsoort vrij, 80 mm dik ± 2 mm, vorm en afmetingen volgens tekening (tolerantie op de lengtematen en stralen : kleiner dan 500 mm is ± 5 mm en gelijk of groter dan 500 mm is ± 10 mm) en de ballastkiel van gietijzer, gewicht met inbegrip van de kielbouten, doorsnede 16 mm of 5/8", de moeren en de De volgplaten, 80 kg met een tolerantie van plus of min 2%.

De ballastkiel moet worden gegoten met behulp van een door het KNWV goedgekeurde gietmal.

Plaats van de kielbouten volgens tekening. Het snijpunt van de achterkant- kiel met de onderkant-kielbalk moet liggen op 2010 mm horizontaal gemeten tot aan de loodlijn vanaf boven-achterkant-dek.



2.4.2 Roer:

Roerblad: Eiken of watervast verlijmd multiplex mahonie, 23 mm dik, vorm en afmeting volgens tekening.

Roerkoning: metaal, geen lichtmetaal, massief, diameter minimaal 22 mm.

Het is toegestaan roerblad en roerkoning te voorzien van een met glasvezel gewapend polyester beschermlaagje, met in achtname van de voorgeschreven vorm en afmetingen van het roer.



2.4.3 Helmstok:

Eiken, vorm en afmetingen vrij

Verlengstuk: aan de helmstok mag een enkelvoudig verlengstuk worden bevestigd (of een stuurtouw), lengte vrij.



2.4.4 Scheg:

Eiken of watervast verlijmd multiplex mahonie, vorm en afmetingen volgens tekening.



2.5 RONDHOUT



2.5.1 Mast:

Houtsoort vrij, massief. Blijvend gebogen masten zijn verboden. Het gat voor de mastbout moet in het midden van de mast zijn aangebracht.



Afmetingen van de doorsnede van de mast in de mastkoker: vierkant 85 x 85 mm ter plaatse van de mastbout, tevens mag de mast naar onderen toe verjongd worden tot 75 x 85 mm, waarbij 75 mm de breedtemaat is. Boven de mastkoker moet de doorsnede van de mast rond zijn en de volgende afmetingen hebben:

a. gemeten op 250 mm boven hart mastbout moet de diameter 85 mm zijn, tolerantie plus of min 5 mm.

b. gemeten op 2750 mm boven hart mastbout moet de diameter 90 mm zijn, tolerantie plus of min 5 mm.

c. vanaf 2750 mm boven hart mastbout mag de mast naar boven toe gelijkmatig worden verjongd tot minimaal 60 mm.

De lengte gemeten vanaf hart mastbout, inclusief beslag max. 5000 mm.

Een gleuf of rail in of aan de mast voor het voorlijk van het grootzeil is verboden.

Mastkoker: Hoogte mastkoker boven bovenkant dek 300 mm.

De mastbout moet op 250 mm boven bovenkant dek zijn aangebracht in het midden van de mastkokerwangen. Voor schepen gebouwd na 1 april 1985 moet de mastbout van roestvrij staal of gelijkwaardig materiaal zijn, met een diameter van 16 mm. Voor boten gebouwd voor die datum wordt dit sterk aanbevolen. Het hart van de mastbout moet liggen op 4103 mm uit bovenachterkant spiegel op Hart Schip.

Het snijpunt van voorkant mastkoker met dek moet liggen op 4145 mm uit bovenachterkant spiegel op Hart Schip.

De stand van de mastkoker volgens tekening.



2.5.2 Giek:

Houtsoort vrij, massief afmetingen van de doorsnede maximaal 80 x 55 mm inclusief de groef voor het opnemen van het onderlijk van het grootzeil. De giek mag niet verjongd worden.

Het profiel van de doorsnede moet zijn afgerond met een straal van tenminste 10 mm. De lengte van de giek inclusief beslag uit de achterkant van de mast tot het uiteinde van de giek is 3530 mm.

Het hart van het horizontale draaipunt van het lummelbeslag op de giek mag zich maximaal 40 mm vanaf achterkant mast bevinden.



"De giek mag voorzien worden van een onderlijkstrekker, uitvoering vrij, mits mechanisch, als hierdoor de lengte van de giek inclusief beslag niet wordt veranderd."

De afstand van het hart van het zeilbevestigingspunt op de giek in de halshoek mag maximaal 15 mm boven de bovenkant van de giek of het verlengde daarvan uitkomen, gemeten loodrecht op de giek.

De afstand van het hart van de bout van het zeilbevestigingspunt van de halshoek gemeten uit de achterkant van de mast mag maximaal 50 mm bedragen.



De giek moet in onbelaste toestand recht zijn met een tolerantie van 20 mm. De giek mag zowel met een klauw als met elk ander mast/giekbeslag worden uitgerust.



2.5.3 Gaffel:

Houtsoort vrij, massief, afmetingen van doorsnee in het midden 70 x 50 mm, inclusief de groef voor het opnemen van het bovenlijk van het grootzeil.

De gaffel mag vanuit het midden regelmatig verjongd worden naar de top tot 50 x 35 mm.

De gaffel moet in onbelaste toestand aan de groefzijde recht zijn met een tolerantie van 20 mm.

De gaffel moet van een houten klauw zijn voorzien.

Vanuit het midden naar de klauw mag de gaffel in hoogte eveneens regelmatig verjongd worden, echter zodanig dat op 750 mm gemeten uit het voorste zeilbevestigingspunt de doorsnede minimaal 60 x 50 mm bedraagt. Vanaf dit punt mag de dikte van de gaffel naar de klauw toe eveneens regelmatig afnemen.

De lengte van de gaffel inclusief beslag gemeten vanaf het hart van het zeilbevestigingspunt op de gaffel bij de klauwhoek tot het uiteinde van de gaffel is 3500 mm.

"Een verstelinrichting op het zeilbevestigingspunt in de klauwhoek is niet toegestaan. Het bevestigingspunt van het zeil in de tophoek mag tijdens de wedstrijd niet verstelbaar zijn."



Indien het zeilbevestigingspunt draaibaar t.o.v. de gaffel is aangebracht, moet de lengte van de gaffel worden gemeten met het beslag van het zeilbevestigingspunt in de klauwhoek loodrecht op de gaffel.

De afstand van het hart van het zeilbevestigingspunt in de klauwhoek tot de onderkant van de gaffel of het verlengde daarvan, gemeten loodrecht op de gaffel, mag niet groter zijn dan 30 mm. De bevestigingspunten van de spruit aan de gaffel moeten zich bevinden op:

a. maximaal 1300 mm gemeten vanuit het zeilbevestigingspunt nabij de klauwhoek.

b. minimaal 2500 mm gemeten vanuit het zeilbevestigingspunt nabij de klauwhoek.



Bekledingen van de mast, mastkoker, giek en gaffel bestaande uit metaal, gewapende polyesters en andere kunststoffen, i.p.v. normale conserverings c.q. beschermingsmaterialen, mogen slechts dan aangebracht worden indien deze dienen ter bescherming en geen plaatselijke verstijvingen c.q. versterkingen tot gevolg hebben van genoemde onderdelen. De beschermingen mogen niet, rondom de mast, als koker zijn uitgevoerd.



2.6 ZEILEN (zie ook het Nationale Zeilmeetreglement)



2.6.1 Grootzeil:

Lengte achterlijk 6250 mm plus of min 50 mm, lengte voorlijk 2600 mm, lengte van diagonaal 4200 mm. Breedte op halve hoogte 2850 mm, breedte op driekwart hoogte 3000 mm. Van grootzeilen voorzien van een zeilstempel 1978 of ouder mag het achterlijk niet langer zijn dan 6400 mm en niet korter dan 6203 mm. Het onderlijk is gebonden aan de lengte van de giek. De bevestiging van het zeil in de halshoek aan de giek moet zodanig zijn dat het oog in de halshoek van het zeilbevestigingspunt van de giek is gezet.

Het bovenlijk is gebonden aan de lengte van de gaffel. De bevestiging van het zeil in de klauwhoek aan de gaffel moet zodanig geschieden dat het oog in de klauwhoek van het zeil direkt op het zeilbevestigingspunt van de gaffel is gezet. Zeillatzakken: 3 stuks. De lengte van de bovenste latzak is 600 mm. De lengte van de middelste latzak is 1000 mm. De lengte van de onderste latzak is 800 mm.



Zeilteken en zeilnummer:

Het zeilteken bestaat uit een cirkelboog (halve cirkel) met de boog naar beneden en met een binnenste straal van minstens 450 mm zodat het zeilnummer in de halve cirkelvormige boog geplaatst kan worden en wel zo dat de beide uiteinden van de boog en de bovenkant van het zeilnummer in een lijn liggen. Onder het midden van de boog moet een streep van 50 x 150 mm worden aangebracht. De dikte van de cirkelboog is 50 mm.

Het zeilteken en zeilnummer moeten aan weerszijden van het grootzeil worden aangebracht boven een lijn welke loodrecht op het voorlijk staat en het voorlijk snijdt op 2030 mm gemeten vanuit de halshoek. Het zeilteken en zeilnummer moeten op verschillende hoogten worden aangebracht; aan stuurboordzijde het hoogst.

Zeilteken en zeilnummer moeten in kleur scherp afsteken met het zeil.

De afmetingen van de cijfers zijn: hoogte 300 mm, breedte 200 mm, stamdikte 50 mm, onderlinge afstand 60 mm.



Reefinrichting: het is toegestaan om in het grootzeil een reefinrichting aan te brengen. De constructie is vrij.

Een reguleerlijn in het achterlijk is niet toegestaan.



2.6.2 Fok:

Lengte voorlijk 4300 mm, lengte achterlijk 3800 mm, lengte onderlijk 2100 mm, lengte zwaartelijn 4110 mm.



2.6.3 Kleine fok:

Lengte voorlijk 3500 mm, lengte achterlijk 3000 mm, lengte onderlijk 1900 mm.



2.7 STAAND WANT, LOPEND WANT EN SCHOOTVOERING



2.7.1 Staand want:

Het staand want moet bestaan uit een stel wanten en een voorstag van staaldraad met een minimum diameter van 4 mm. Het voorstag mag slap worden gevaren, echter het moet de mast overeind kunnen houden ingeval de fok is gestreken of het fokkeval of de fokkehals is gebroken. Het snijpunt van het voorstag of het verlengde daarvan met het dek moet liggen voor het snijpunt van het voorlijk van de fok of het verlengde daarvan met het dek. Het aansnijdingspunt van het voorstag aan de voorzijde van de mast is aan de masttop of minimaal 4850 mm vanaf hart mastbout. Het voorstag mag door het dek worden gevoerd.

De wanten moeten bovendeks aan de metalen wantputtings zijn bevestigd d.m.v. spanschroeven of strippen, waarin ronde verstelgaten mogen worden aangebracht. Een andere manier om de wanten te verstellen is niet toegestaan. (i.e. Het verstellen van de wanten aan de bovenkant tegen de mast is verboden.)

De wantputtings moeten tegen de binnenkant van de huid zijn geschroefd. En het hart van de puttings t.p.v. bovenkant dek moet liggen op 300 mm achter spant 6. Het snijpunt van de wanten of de verlengden daarvan met buitenkant mast mag niet lager liggen dan 4300 mm vanaf hart mastbout.

Het hartgat van de wantputtingen moet liggen op 3750 mm uit bovenachterkant spiegel op Hart Schip.



2.7.2 Lopend want en schootvoering.

De inrichting en het materiaal van het lopend want en de schootvoering zijn vrij, met dien verstande dat:

- Het snijpunt van het voorlijk van de fok of het verlengde daarvan met de voorkant van de mast mag niet lager liggen dan 4300 mm vanaf hart mastbout.

- De grootschoot gevoerd moet worden van de achterkant van de giek over een overloop of rail op het achterdek achter de roerkoning en vandaar verder zoals de tekening aangeeft; of gevoerd moet worden van een punt op deze overloop of rail via het achterste aangrijpingspunt op de giek, terug naar het punt op de overloop of rail en vandaar verder zoals de tekening aangeeft. Tussen de giek en de kuipvloer moet de grootschoot enkel geschoren zijn. Het bevestigingspunt van het grondblok en het aangrijpingspunt van de schoot in de kuip moet zich bevinden t.p.v. spant 3.

Het voorste aangrijpingspunt van de schoot aan de giek moet tenminste op 1830 mm. achter de achterkant van de mast zijn gelegen. Het achterste aangrijpingspunt op de giek mag niet meer dan 30 mm van het uiteinde van de giek liggen. De gehele grootschoot moet vrij door de blokken kunnen lopen.

- Het draagpunt van de fokkeschoot in het leioog of blok moet gelegen zijn op maximaal 80 mm boven het zijdek. Het gebruik van een zogenaamde "Barberhauler" voor de fokkeschoot is toegestaan, mits hierdoor geen enkel deel van de fok en/of de fokkeschoot voor het leioog binnen de kuiprand kan worden getrokken.

Het is niet toegestaan om de fokkeschoot door het dek te voeren.

Het is niet toegestaan om de Barberhauler direct aan de schoothoek van de fok te bevestigen.



2.8 BESLAG



Rolfokinrichtingen zijn verboden.

De wantputtings moeten van metaal, plat afmetingen minimaal 30 x 3 mm zijn, met een lengte van 550 mm minimum. Verder is elk beslag toegestaan.



2.9 VERPLICHTE INVENTARIS



Gedurende de wedstrijd moeten aan boord zijn:

- een doelmatige peddel of pagaai met een minimum lengte van 1000 mm

- een doelmatig zwemvest voor elke opvarende

- een hoosvat of pomp

- een anker met een gewicht van minstens 8 kg

- een ankertros met een diameter van minstens 10 mm en een lengte van minstens 15 meter, moet aan het anker bevestigd zijn.



De vloeren in de kuip moeten zijn aangebracht.

Drijflichamen met een opdrijvend vermogen van minstens 170 kg moeten tijdens de wedstrijd op deugdelijke wijze in de boot zijn bevestigd. Van het aangebrachte drijfvermogen dient 3/5 deel in het voorschip en 2/5 deel in het achterschip te zijn geplaatst.



2.10 BIJZONDERE BEPALINGEN



2.10.1 Wegneembare voetriemen voor het uithangen van de bemanning en een wegneembare hangbalk mogen worden aangebracht.



2.10.2 Maximaal twee bruikbare zelflozers zijn toegestaan.



2.10.3 Indien een neerhouder wordt toegepast, mag slechts een aangrijpingspunt in de kuip worden gebruikt hetwelk zich moet bevinden: in hart schip, maximaal 100 mm achter spant 6. De wijze van bevestiging op de giek is vrij.

De neerhouder moet rechtstreeks van de giek naar het aangrijpingspunt in de kuip lopen.



2.10.4 Het gebruik van een fokkeloet is toegestaan. Materiaal en afmetingen vrij.



3 MEETRAPPORT



KONINKLIJK NEDERLANDS WATERSPORT VERBOND







Meetformulier 16 m2‑klasse.



Naam eigenaar :

Volledig adres :

Watersportvereniging :

Naam jacht :

Zeilnummer :

Bouwer en bouwjaar :



Algemene constateringen.

a. Zijn de juiste houtsoorten gebruikt Ja/­nee

b. Is de laatste uitgave van de tekeningen gebruikt Ja/nee

c. Is een bouwersverklaring afgegeven Ja/nee

d. Is een renovatieverklaring afgegeven door eigenaar Ja/nee

e. Staat CB‑stempel in de boot Ja/nee

f. Is het ballastblok gewogen Ja/nee

g. Is het jacht goedgekeurd en de meetsticker geplaatst Ja/nee

h. Is er een "Eigen verklaring" afgegeven Ja/nee

j. Plaats van de meetsticker

k. Opmerkingen:



MEETRAPPORT.



No. K.V. Omschrijving MIN. MAX.

Horizontaal stellen van het schip:

‑ A.b.k. spiegel (excl.beslag) 0

‑ B.k. steven (excl.beslag) 0



Massa.

1 2.3 Massa droge romp, incl.dek, mastkoker, scheg, roer,

helmstok; zonder losse inventaris, zeilen,vloeren,

legplankjes, e.d. 280 kg ‑

2 2.3 Loodballast (max. toe te voegen) ‑ 30 kg

3 2.3 Massa v.kiel, compl. met doodhout,

ballastkiel, kielbouten,moeren en volgplaten 100 kg 105 kg



Romp.

4 1 Hart roerkoning uit a.b.k. spiegel op dek 1000 1020

5 1 Lengte achterdek excl. kuiprand 1450 1470

6 2.5 Voorzijde mastkoker uit a.b.k. spiegel 4130 4160

7

2.7 Snijpunt voorlijk fok/dek uit steven ‑ 85

8 1 Lengte over alles, excl. stevenbeslag 5985 6015



Plaats van de spanten uit achterbovenkant spiegel in h.s.



Spant 1
750 mm
Spant 3
2100 mm
Spant 5
3400 mm
Spant 7
4700 mm

Spant 2
1450 mm
Spant 4
2750 mm
Spant 6
4050 mm
Spant 8
5350 mm






Holtematen.

Het schip moet horizontaal opgesteld zijn.

Meetlijn t.p.v. spiegel boven dek (excl.beslag) 150

Meetlijn t.p.v. steven boven dek (excl.beslag) 150

9 1 Meetlijn tot b.k. dek t.p.v. spant 1 en 2 145 155

10 1 Meetlijn tot b.k. dek t.p.v. spant 7 en 8 145 155

Basislijn onder snijpunt a.k.spiegel/o.k.kielbalk 512

Basislijn onder snijpunt dek/steven (excl.beslag) 800

11 1 Basislijn tot o.k.kielbalk t.p.v. spant 1 363 389

12 1 Basislijn tot o.k.kielbalk t.p.v. spant 2 252 278

13 1 Basislijn tot o.k.kielbalk t.p.v. spant 3 187 213

14 1 Basislijn tot o.k.kielbalk t.p.v. spant 4 158 184

15 1 Basislijn tot o.k.kielbalk t.p.v. spant 5 156 182

16 1 Basislijn tot o.k.kielbalk t.p.v. spant 6 180 206

17 1 Basislijn tot o.k.kielbalk t.p.v. spant 7 232 258

18 1 Basislijn tot o.k.kielbalk t.p.v. spant 8 320 346



Breedtematen tot buitenkant huid.

19 1 Breedte tot buitenkant huid t.p.v. spiegel 1113 1139

20 1 Breedte tot buitenkant huid t.p.v. spant 1 1461 1487

21 1 Breedte tot buitenkant huid t.p.v. spant 2 1717 1743

22 1 Breedte tot buitenkant huid t.p.v. spant 3 1861 1887

23 1 Breedte tot buitenkant huid t.p.v. spant 4 1907 1933

24 1 Breedte tot buitenkant huid t.p.v. spant 5 1867 1893

25 1 Breedte tot buitenkant huid t.p.v. spant 6 1711 1737

26 1 Breedte tot buitenkant huid t.p.v. spant 7 1382 1408

27 1 Breedte tot buitenkant huid t.p.v. spant 8 814 840

28 1 Gangboordbreedte t.p.v. spant 2 (excl.kuiprand) 330 350

29 1 Gangboordbreedte t.p.v. spant 5 (excl.kuiprand) 330 350

30 1 Gangboordbreedte t.p.v. spant 6 (excl.kuiprand) 400 420

31 t/m 34 Reserve



Mallen.

35 1 Spiegelvalling t.o.v. loodlijn a.b.k. spiegel 80 90

36 1 Mal spant 2 0 20

37 1 Mal spant 4 0 20

38 1 Mal spant 6 0 20

39 1 Mal spant 8 0 20

40 1 Stevenmal ‑5 +5



Spiegel, roer en kiel.

41 1 Hoogte (dek)spiegel in h.s. 300 310

42 1 Hart roerkoning uit a.o.k. spiegel (hor.gemeten) 1000 1020

43 1 Hart middelste kielbout uit a.b.k.spiegel (hor.gemeten) 2740 ..........2760

44 1 A.b.k. kiel tot middelste kielbout 735 .......... 745

45 2.4 Afstand a.b.k. spiegel tot a.k. kiel (hor.gemeten) 2000 ..........2020

46 1 Scheghoogte vert.gemeten op hart roerkoning 210 230

47 1 Scheglengte uit hart roerkoning (hor.gemeten) 240 260

48 2.4 Dikte roerblad, eiken of watervast verlijmd 21 26

49 1 Roer volgens mal ‑5 +5

50 1 Kiellengte langs kielbalk 1565 1575

51 1 Lengte onderzijde van de kiel 995 1005

52 1 Schuinte achterzijde kiel t.o.v. vertikaal 115 125

53 1 Hoogte kiel tot o.k. kielbalk spigelzijde 635 645

54 1 Hoogte kiel t.p.v. middelste kielbout 595 620

55 1 Doodhout, houtsoort vrij, dik 80 mm 78 82

56 1 Kielballast, gietijzer, van goedgekeurde gietmal Ja/nee

57 t/m/ 60 Reserve



Staand want.

61 2.7 Diameter staaldraad staand want 4 ‑

62 2.7 Hart wantputtings uit a.b.k. spiegel 3740 3760

63 2.8 Lengte wantputtings onder dek 550 ‑

64 2.7 Hoogte draagpunt fokkeschoot boven dek ‑ 80

65 2.7 Fok binnen kuip te schoten Ja/nee



Mastkoker, kuiprand en vloeren.

66 2.5 Lengte mastkoker boven dek 290 310

67 2.5 Hart mastbout boven dek in hart wangen 250

68 1 Hoogte waterkering boven dek 100 ‑

69 1 Hoogte kuiprand boven dek op spant 2 20 ‑

70 1 Lengte dek achter mastkoker ‑ 106

71 1 Houtdikte van de vloeren 15 ‑

71.a 2.5 Plaats mastbout 4088 4118



Rondhouten.

72 2.5 Mast, massief, zeilgroef verboden, lengte uit hart mastbout ‑ 5000

73 2.5 Voet t.p.v. mastbout vierkant, 85x85 mm 83x83 87x87

74 2.5 Diameter mast op 500 mm boven dek 80 90

75 2.5 Diameter mast op 3000 mm boven dek 85 95

76 2.5 Verjongd vanaf 3300 mm boven dek naar de top tot 60 ‑

77 2.5 Snijpunten wanten en voorlijk fok uit hart mastbout 4300 ‑

78 2.5 Giek, massief, met zeilgroef, lengte a.k. mast tot eind incl. beslag ‑ 3530

79 2.5 Afmetingen giek, hxb mm 70x50 80x55

80 2.5 Straal afronding dwarsdoorsnede min. 10 mm 10 ‑

81 2.5 Zeilbevestigingspunt (klauw) boven giek ‑ 15

82 2.5 Zeilbevestigingspunt (klauw) uit achterkant mast ‑ 50

83 2.5 Voorste aangrijpingspunt schootblok vanaf mast 1830 ‑

84 2.5 Achterste bevestigingspunt grootschoot uit a.k. giek ‑ 30

85 2.5 De giek moet in onbelaste toestand recht zijn; max.afwijking ‑ 20

86 2.5 Gaffel, massief met zeilgroef, lengte v. zeilbev.punt tot eind ‑ 3500

87 2.5 Afmeting gaffel; hxb mm max. ‑ 70x50

88 2.5 Verjongd vanaf midden tot top tot min. 50x35 ‑

89 2.5 Doorsnede op 750 mm uit zeilbevestigingspunt min. 60x50 ‑

90 2.5 Straal afronding dwarsdoorsnede, min. 10 ‑

91 2.5 Houten klauw verplicht

92 2.5 Zeilbevestigingspunt onder gaffel ‑ 30

93 2.5 Bevestigingspunt spruit uit zeilbevetsigingspunt klauw (1) ‑ 1300

94 2.5 Bevestigingspunt spruit uit zeilbevetsigingspunt klauw (2) 2500 ‑

95 2.5 Gaffel moet in onbelaste toestand recht zijn; afwijking max. ‑ 20



Beslag.

96 Voor giekneerhouder is slechts 1 bevestig.punt in de kuip toege‑

staan op max. 100 mm achter spant 6

97 2.7 Wanten mogen alleen d.m.v. stagverstelplaatjes of spanschroeven

verstelbaar zijn. Verstellen aan bovenk. mast niet toegestaan.

98 2.8 Rolfok is verboden

99 Maximaal zijn 2 bruikbare zelflozers toegestaan

100 2.7 Grondblok grootschoot in kuip t.p.v. spant 3 Ja/nee

101 2.9 Drijflichamen met een opdrijvend vermogen van min 170 kg

aangebracht; 3/5 in voorschip & 2/5 in achterschip Ja/nee



Ik verklaar dat ik dit jacht heb gewogen en gemeten en dat de door mij ingevulde maten op

het meetformulier overeenkomen met de waarnemingen.



Naam meter :

Handtekening meter :

Datum :

Opmerkingen :
kielboot
Beiträge: 47
Registriert: Mi 7. Nov 2007, 21:19

Re: 16M2

Beitrag von kielboot » Do 29. Nov 2007, 23:23

www.Restauration eines kielbootes
Antworten